dinsdag 16 april 2013

De bos bomen

Heb je wel eens nagedacht? Echt nagedacht,bedoel ik? Je hebt vast wel gemerkt dat je dat niet zo gemakkelijk afgaat:Afspraken, dingen die moeten, vrienden die via Facebook allemaal om aandacht vragen (iets waar je dan zelf net zo hard aan meedoet). En dan nog de stroom aan nieuws vanuit de gehele wereld. Logisch dus dat je af en toe gewoon even weg moet uit je vertrouwde omgeving. Afgelopen week ben ik een week wezen logeren bij een tante van mij in Zuid-Beijerland. Geen laptop mee, geen tablet mee, alleen mijn telefoon ging mee. Ik had uit voorzorg het internet op de telefoon uitgeschakeld via de provider, want ja, anders was de verleiding misschien te groot om toch even te kijken wat jullie zoal bezig hield. Ik kan niet zonder mijn bescheiden collectie Bluegrass-muziek, dus moest het ding eigenlijk wel mee en ging het toestel in “flight-mode”. Ik word bijna nooit gebeld, maar ja, als ik dat niet zou doen: “Zal je net zien...” 

Daar ging ik dan. Een koffer vol met kleren en toiletspullen, mijn tot mp3-speler gedegradeerde telefoon en een stapeltje boeken. Wat een stilte! Niemand die wat van je eist. De eerste dagen bestonden mijn gedachten onder anderen uit de constateringen dat ik “op dat moment” mijn telefoon zou hebben gepakt om een beetje te “Facebooken” of te “whatsappen”. Verbaasd realiseerde ik me dat ik het nieuws over de 2e en 3e DDOS-aanval op de ING had gemist. Normaal gesproken was ik daar vrijwel direct,zo niet binnen een uur, wel van op de hoogte. En terwijl ik hierover nadacht vroeg ik mij zelf af: “Mis ik Facebook? Mis ik die constante stroom van soms overbodige en sombere informatie?”. Het antwoord was eigenlijk vrij duidelijk: “Nee! Eigenlijk niet.” Het was wel lekker rustig zo. Uren zaten we daar zo met zijn drieën in de huiskamer, mijn oom, mijn tante en ik. Zo af en toe werd een puzzelvraag omgeroepen of werd het antwoord ervan medegedeeld, dan weer werd een kopje koffie ingeschonken en aangevuld met een speculaasje of een ander koekje. Het lege digitale contact werd opgevuld met bezoeken van en aan een aantal neven van mij.


De omgeving van Zuid-Beijerland is rijk aan bebossing en een prachtig landschap en dus kun je er erg fijn wandelen. Regelmatig ging ik een frisse neus halen. Iets wat, voor mij dan, fijner is in de avonduren. Zo rond 20:00u was er geen mens meer bekennen en dan was ik alleen, alleen met de bosbewoners. Het bos zag er nog een beetje somber uit. De bomen hadden nog geen blad en ook de lagere bebossing leek een beetje kaal. Terwijl ik zo naar de kale bomen keek, dacht ik nog eens aan het verhaal van het mosterdzaadje. Zo’n klein zaadje dat uitgroeit tot een gigantische boom. Een verhaal dat vergeleken wordt met het geloof: zo klein, en toch zo’n groot geloof. Ik realiseerde me dat de vergelijking wel eens niet af zou kunnen zijn. Zelfs mensen met zo’n groot geloof worstelen toch wel eens met vragen? Een boom verliest in de herfst zijn bladeren en die groeien er in de voorjaar weer aan. In de tussentijd ziende bomen er erg somber uit. Zo is het naar mijn idee ook met ons geloof. Aan de buitenkant lijkt het voor iedereen dat je een groot en sterk geloof hebt, maar toch zijn er, als je goed oplet, tekenen te zien die duiden op de worsteling die gevoerd wordt. Wordt die worsteling gewonnen, dan groeien je bladeren weer aan, om dan vervolgens na een periode van blijdschap weer door een gebeurtenis of een nieuwe vraag er weer af te vallen omdat je een nieuwe worsteling aangaat.

Die zondag was ik bij een zang dienst in een dorpje in de omgeving. Mijn oom en tante vonden het de vorige keer een leuke opzet en het leek ze leuk om nog een keer te gaan. Zoals velen van jullie wel weten heb ik een beetje moeite met opwekkingsliederen. Deze dienst stond eigenlijk in het teken van de opwekkingsbundel. Anders dan de vorige keer, waar er uit meerdere bundels werd gezongen, was het enthousiasme ver te zoeken. De gemeente die daar samenkwam om te zingen leek een beetje op het bos met de kale bomen. Alsof ze beseften dat ze “ik” zongen waar ze “wij” hadden moeten zingen. Alsof ze daar vervolgens geen houding aan konden geven en daarom maar een beetje wat aan modderde. Nu zijn sommige opwekkingsliederen afzonderlijk vaak erg mooie liederen. Samen echter lijken ze echter nogal bedreigend. Alsof we niet echt samen zijn. Teksten als “U heeft mij gered” doen vermoeden dat Hij alleen die persoon “mij” heeft gered. En vaak heb ik dan het gevoel dat het om de zanger/zangeres van het praise-bandje gaat. Het zit dus niet alleen in de tekst, maar ook in de opzet. “Door de bomen het bos niet meer zien”, noem ik dat. Je bevrijd voelen, maar dat met een ander vergeten te (of niet willen) delen. Wat in die dienst overigens nog werd versterkt door de collectedoelen.De collecte zowel tijdens de dienst als na de dienst was volledig bedoeld voor het college van kerkrentmeesters en op de beamer werden niet eens de zendingsbussen genoemd. Natuurlijk is het lokale werk belangrijk: Als je zelf niet kan bestaan kan je moeilijk een ander helpen te bestaan. Toch is het voor een buitenstaander nog al een vage omschrijving. Want wat gaan die kerkrentmeesters er mee doen, en vooral, waarom alleen maar? Nee, zo’n gemeente lijkt een bos kale bomen. Ik heb dan ook het geld, die in mijn handen gedrukt werd door mijn tante omdat ikzelf nooit kleingeld bij me heb, in de zendingsbus gestopt: Als Hij mij heeft gered, dan wil ik dat iedereen dat zelfde kan zeggen. Ik gered, dan een ander ook. Daarom vind ik het, denk ik, zo belangrijk dat we wat vaker over “ons” zingen. Ik heb als beamerteamlid al regelmatig het idee gehad om de opwekkingsliederen enigszins herschreven te tonen op de schermen, kijken of het mensen opvalt en of men dat dan ook zo meezingt. Echt durven doe ik het niet, maar ik weet wel dat er veel(met name oudere) mensen daar blij mee zouden kunnen zijn. In ieder geval probeer ik tegenwoordig voorzichtig mee te zingen en waar mogelijk het “ik” en “mij” te vervangen door een “wij” en “ons”. Toen de spreker zijn korte preek begon met: “Wij zongen –en dan een regel in de trant van: Ik dank U dat u mij gered heeft-”dacht ik: “Nee, JULLIE zongen ik, ik zong wij, en ons”.

Nu lijkt het net alsof ik het individualisme binnen het geloof verafschuw. Dat is niet zo! Natuurlijk is het goed om regelmatig dingen in je eentje te belijden, je zelf bijvoorbeeld de vraag te stellen: “Wat geloof IK nu eigenlijk?”. Zelf nadenken is net zo belangrijk als dat groepsgevoel. Daarom mag er best keer een liedje over “ik”gaan in zo'n dienst. Toch hoop ik dat de trend die door Opwekking is gezet in de toekomst gebroken wordt. Dat we elkaar weer als één bos gaan zien.

Ik heb één van de bekende opwekkingsliedjes gekozen en deze herschreven zodat daar het gevoel van één bos, één gemeenschap wat meer naar voren komt, en hopelijk daarmee ook meer de wil/gevoel om deze redding met anderen te willen delen, de nieuwe kans gebruiken om anderen een nieuwe kans te geven. Graag zou ik jullie reacties daar op ontvangen (oh, en hij is best te zingen zo, dus zit daar maar niet over in ;) ).

Opwekking 430.
Heer, wij prijzen Uw grote naam.
Heel ons hart willen w’ U geven.
Want U bent de weg gegaan
die ons redding bracht en leven.
U daalde neer van Uw troon
om mens te zijn.
Van de stal naar het kruis
droeg U onze pijn.
Van het kruis naar het graf.
Uit het graf weer opgestaan.
Heer, wij prijzen Uw grote naam.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten